Leestijd:
0
minuten
Situationeel coachen en begeleiden
Als coach of therapeut loop je tegen problemen aan. Dat is je vak. Zo kent iedereen cliënten die aangeven wel te willen, maar niet weten hoe te veranderen. Of cliënten die gewoonweg zeggen: “Ja dag, daar begin ik niet aan”, of je merkt dat het niet wil vlotten met de cliënt. Hoe ga je om met de verscheidenheid aan problemen die je als begeleider tegenkomt?
Om een beeld te krijgen van de problemen die je tegen kunt komen, bekijken we eerst het probleemloze traject. In het ideale geval heb je te maken met iemand die begeleid wil worden en wel door jou. Die persoon neemt ook verantwoordelijkheid voor zijn leerproces en handelen. Dat is de eerste stap. De cliënt toont inzicht in zijn situatie en geeft aan dat er sprake is van een probleem, uitdaging of wens. Dat maakt dat hij, als tweede stap, gemotiveerd is om in beweging te komen. Vervolgens werk je naar de oplossing toe door de cliënt daarnaar te laten zoeken. De cliënt is, als derde stap, in staat een oplossing te vinden die werkt. Vervolgens, als laatste stap, gaat hij ermee aan de slag. Het gewenste resultaat is bereikt en het traject wordt naar tevredenheid afgesloten. De stappen van dit traject volgen het ontwikkelingsproces dat de cliënt doorloopt. Elke stap is de opmaat voor de volgende stap. Daarmee wordt ook bedoeld dat de voorgaande stappen voorwaarden zijn voor de nakomende stappen. Dit vraagt nog niet om situationeel begeleiden.
Als begeleider bedien je je in deze ideale situatie van de basistechnieken van begeleiding: je stelt (vooral open) vragen, je luistert actief, je vat samen, je geeft feedback over de vooruitgang die je ziet, enzovoorts. Deze non-directieve stijl is het uitgangspunt van de coach. Je stuurt niet, je confronteert niet. Daarnaast begeleid je vooral ‘aan de oppervlakte’. Volgens het ijsbergmodel gebaseerd op het werk van onder anderen McClelland (Spencer & Spencer, 1993) begeleid je boven en net onder de waterlijn: op gedrag en resultaat en mogelijk ook op kennis en kunde. Verandering dieper onder de waterlijn teweegbrengen – ten aanzien van motieven, overtuigingen en houding van de cliënt – is dan niet nodig. Als er zich geen problemen voordoen, volstaat non-directief begeleiden aan de oppervlakte. Zodra dit niet werkt, dient zich dus een probleem aan en ga je op zoek naar wat er aan de hand is.
{{situationeel-1="/attributes"}}
De uitdagingen in coaching en therapie
In alle stappen van bovengenoemd proces kan iets mis gaan. Daar let je op als coach of therapeut. Laten we een voorstelling maken van het ergste geval: je hebt te maken met iemand die niet begeleid wil worden en al helemaal niet door jou. Hij geeft anderen en de situatie de schuld van de problemen. Zelf heeft hij geen probleem; anderen wel en dat is niet zijn probleem. Hij vraagt aan jou tips en kan zelf helemaal geen helder beeld vormen van zijn situatie, probleem en mogelijke oplossing. Hij verandert niets in zijn gedrag en het probleem blijft bestaan. Zo’n cliënt kom je zelden tegen, maar meestal tref je wel een van deze problemen of een combinatie van problemen aan in een coachtraject. Non-directief begeleiden boven de waterlijn heeft dan geen zin. Elk probleem heeft een eigen karakter en vereist een eigen oplossing. Dit hoor je te leren en een degelijke opleiding.
We kunnen daarbij de volgende vragen stellen:
- Is deze persoon begeleidbaar?
- Wíl deze persoon in beweging komen?
- Kán deze persoon in beweging komen?
{{button-1="/attributes"}}
{{situationeel-2="/attributes"}}
Situationeel begeleiden als de cliënt niet begeleidbaar is en een verstoorde werkrelatie
Een goede werkrelatie is de eerste voorwaarde voor succes bij begeleiden. Soms echter, wil iemand zich niet laten begeleiden. Dat kan meerdere oorzaken hebben, zoals het niet kwetsbaar op durven stellen of het gebrek aan een klik tussen begeleider en cliënt. Coachees kunnen de begeleider ook op de proef stellen door grenzen te verkennen, te draaien met uitspraken en geslotenheid. In andere gevallen is iemand moeilijk begeleidbaar door minder communicatieve bekwaamheid. Een cliënt luistert dan niet goed naar vragen, gaat niet voldoende in op vragen en kan moeilijk verwoorden wat hij bedoelt. Ook dat komt de begeleidbaarheid en de interactie niet ten goede.
De begeleider dient bij dergelijke problemen te sturen op een goede werkrelatie. Dat wijkt af van hoe je met de ideale cliënt omgaat: het gaat dieper dan kennis en kunde en het is directiever. Als eerste stap kun je als coach het gedrag, de communicatie en de relatie benoemen. Je spreekt de cliënt aan op waarden, motivatie en vertrouwen. Dat creëert de ruimte om openlijk te bespreken wat er speelt. Vervolgens geef je aan wat er nodig is voor begeleiding, waarna gezocht kan worden naar de mogelijkheid de begeleiding tot een succes te maken.
Jouw begeleidingsstijl wordt hierdoor directief; meer confronterend en sturend. Je kunt als coach of therapeut niet dwingen, maar je kunt wel weigeren. Dankzij metacommunicatie kan de relatie zich intensiveren. Indien je daar niet in slaagt, dan kun je niet anders concluderen dan dat voortzetting van begeleiding zinloos is. Slaag je daar samen echter wel in, dan kun je verder met het traject.
{{situationeel-3="/attributes"}}
Situationeel begeleiden als de cliënt niet gemotiveerd is
Je komt als begeleider pas toe aan de vraag of iemand gemotiveerd is om in beweging te komen als de ander begeleidbaar is. Er kunnen meerdere verwachtingen worden gesteld aan iemand, maar als hij niet wil, dan zal er ook weinig van terecht komen. Uiteraard kan met dwang veel bereikt worden, maar dat levert geen echte motivatie op. Ten eerste is dat niet duurzaam, ten tweede komt de motivatie dan niet van binnenuit, ten derde geeft dat mensen geen voldoening en ten vierde gaat het ten koste van de sfeer van openheid. Directief iemand motiveren werkt dus niet optimaal (Verstuyf & Vansteenkiste, 2008).
Het gebrek aan motivatie kan zich uiten op verschillende manieren. Iemand wil zich bijvoorbeeld niet verdiepen in problemen en geen oplossingen zoeken voor een probleem. Of iemand wil überhaupt taken niet uitvoeren omdat ze hem niet aanstaan of omdat de samenwerking met anderen niet goed gaat. Ook faalangst kan leiden tot een gebrek aan initiatief. Als iemand niet wil, dan is het zaak om hem te motiveren. Je zult de motieven van de cliënt moeten onderzoeken en veranderen.
Om te beginnen kun je onderzoeken of de cliënt eigenaarschap neemt over zijn gedrag en motivatie. Uitspraken als ‘ik doe het omdat het moet’,of ‘daar kan ik niets aan doen’ kunnen aangeven dat de cliënt in een slachtofferrol zit. Bewustwording van de mate waarin iemand verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, helpt hierbij. Zodra mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun gedrag, dan creëren ze daarmee meer vrijheid er wat aan te veranderen.
Daarna is er de mogelijkheid de motieven te onderzoeken en te veranderen. Wat drijft de cliënt? Welke motieven heeft hij? Soms worden mensen gedreven door motieven waar ze niet achter staan en niet blij mee zijn. Zo kan bijvoorbeeld angst een belangrijk motief zijn om niet in beweging te komen. Zodra dit bespreekbaar is, kan de cliënt kiezen zich te laten leiden door angst of door zijn passie en waarden.
Een andere mogelijkheid is te onderzoeken wat er achter die motieven ligt: de overtuigingen. Motivatie komt namelijk niet uit de lucht vallen, maar is gebaseerd op onze overtuigingen en verwachtingen. Wanneer iemand iets niet wil, kan dat komen doordat hij de zin ervan niet inziet. Of wanneer iemand iets niet durft, kan dat komen doordat hij er geen vertrouwen in heeft. Beide motieven kunnen worden omgebogen in positievere motieven door de achterliggende overtuigingen te onderzoeken en om te buigen.
Begeleiden op motivatie betekent dus een zelfonderzoek van de cliënt (Miller & Rollnick, 2005). Je begeleidt iemand non-directief op dieper gelegen zaken zoals de overtuigingen en waarden. Zo krijgt hij inzicht in zichzelf. De cliënt kan dan de waarden en overtuigingen die hem niet dienen, identificeren en ombuigen.
{{button-2="/attributes"}}
{{situationeel-4="/attributes"}}
Situationeel begeleiden als de cliënt niet bekwaam is
Een veel gehoord uitgangspunt van coaching is dat de coach niet de pet van expert hoort op te zetten (Engel, 2004). Als therapeut wordt vaak verwacht dat je meer sturend kunt zijn, al is dat soms minder effectief. Een cliënt kan een probleem ervaren waarvoor hij zelf de oplossing niet kent. De begeleider ziet deze oplossing wel, maar kiest ervoor die niet met de cliënt te delen.
Meestal stuur je als coach in zo’n geval iemand erop uit om zich erin te verdiepen en erover na te denken. Dan komt de cliënt er ook wel. Is dat eigenlijk wel goed en altijd nodig? Het kost immers een hoop tijd.
Er is een snellere manier om de cliënt te ontwikkelen en die hoeft niet per se ten koste te gaan van zijn eigenaarschap. Want dat is de gedachte achter het niet opzetten van de ‘expertpet’: als je vertelt wat de cliënt moet of kan doen, wordt hij lui en neemt hij geen verantwoordelijkheid meer voor zijn leerproces. Maar wat nu als de cliënt zijn probleem wil oplossen en echt niet weet hoe dat te doen? Dan heeft de cliënt aan een half woord genoeg en is daar nog blij mee ook. Reken er maar op dat hij in beweging komt.
De cliënt moet alleen niet verwachten dat de coach elke keer bij een vragende blik met het antwoord op de proppen komt. Dat kun je uitspreken als coach. De momenten dat je als begeleider directief werkt zijn weloverwogen gekozen voor maximale impact.
Als begeleider moet je allereerst jezelf toestaan om de rol van expert aan te nemen. De cliënt moet zich begeleidbaar opstellen en tegelijkertijd optimaal eigenaarschap tonen voor zijn leerproces. De cliënt ervaart een probleem waar hij graag wat aan wil doen en hij doet echt zijn best om tot oplossingen te komen. Tot slot is de cliënt zelf niet in staat tot inzicht te komen. Directief sturen op gedrag, kennis en kunde kan wel, maar alleen er als dus aan een aantal voorwaarden is voldaan.
Tot slot, psycho-educatie werkt vaak goed bij mensen; je legt als coach uit aan de cliënt hoe mensen in elkaar zitten, wat je bij de cliënt ziet en hoe het bij de cliënt werkt. Dan krijgt de cliënt inzicht in zichzelf waar hij of zij echt iets mee kan.
{{situationeel-5="/attributes"}}
De methode van situationeel begeleiden
Het begeleidingsproces en de bijbehorende uitdagingen zoals hierboven geschetst, leiden tot een methodiek voor situationeel begeleiden. In elk proces kunnen diverse problemen ontstaan die ieder hun eigen aanpak en stijl verlangen. De methodiek begint bij het vaststellen van wat de aard van het probleem is. Hiervoor kun je de volgende diagnostische vragen stellen:
Diagnostische vragen:
- Is deze cliënt begeleidbaar?
- Wil en kan deze cliënt zich laten begeleiden?
- Wil en kan deze cliënt zich laten begeleiden door mij? - Wil deze cliënt in beweging komen?
- Wil deze cliënt zich verdiepen in een probleem?
- Wil deze cliënt oplossingen bedenken voor zijn probleem?
- Wil deze cliënt zijn werkzaamheden verrichten?
- Wil deze cliënt samenwerken bij zijn werkzaamheden?
- Wil deze persoon leren? - Kan deze cliënt in beweging komen?
- Kan deze cliënt zich verdiepen in een probleem?
- Kan deze cliënt oplossingen bedenken voor zijn probleem?
- Kan deze cliënt zijn werkzaamheden verrichten?
- Kan deze cliënt samenwerken bij zijn werkzaamheden?
- Kan deze cliënt leren?
Deze vragen stel je als begeleider niet alleen aan jezelf, maar kunnen ook aan de cliënt worden gesteld. Dat maakt het voor beiden inzichtelijker en bespreekbaar.Vervolgens kunnen op basis van het probleem de stijl van begeleiden en de bijbehorende technieken worden gekozen.
{{button-1="/attributes"}}
Dit geeft vier stijlen van begeleiden. Het uitgangspunt is non-directief begeleiden op gedrag, kennis en kunde. Bij problemen stel je jezelf en eventueel de cliënt de diagnostische vragen. Indien op vraag 1 (Is deze persoon begeleidbaar?) het antwoord ‘nee’ is, dan begeleid je directief in de diepte voor een goede werkrelatie en houding. Indien op vraag 2 (Wil deze persoon in beweging komen?) het antwoord ‘nee’ is, dan begeleid je non-directief in de diepte, op motivatie. Bij een negatief antwoord op vraag 3 (Kan deze persoon in beweging komen?) kun je directief aan de oppervlakte begeleiden op gedrag, kennis en kunde. Zoals je ziet laten de stijlen zich in bovenstaand model inzichtelijk typeren.
{{situationeel-6="/attributes"}}
Stijl van begeleiden kiezen
Veel – vooral beginnende – coaches en therapeuten vragen zich af wat te doen en wanneer. Alle technieken, vaardigheden en interventies die je als coach hanteert, kunnen worden geschat op de mate waarin ze directief zijn en diepgang hebben. Zodoende hebben ze allemaal een plek in een van de kwadranten van het hier behandelde model. Met behulp van de diagnostische vragen kunnen de gepaste stijl en interventies gekozen worden. Situationeel begeleiden, een kind kan de was doen. Het is in ieder geval te leren!
Mijn missie
Ik wil mensen een bewustzijn van warmte, waarachtigheid, wijsheid en welzijn in zichzelf laten vinden, zodat ze leven wie ze ten diepste zijn en ze anderen hierin kunnen begeleiden. Zo maken we de wereld met elkaar een stukje mooier.
Meer blog-artikelen
Ontvang de brochure over ZIJNSCOACHING
Lees uitgebreid over de inhoud van de modules, de opleidingsdata en meer.